- September 2019: de Vlaamse Regering beslist een historisch hoog budget te investeren in sociale woningen.
- September 2021: de Vlaamse Regering beslist de registratierechten te verlagen.
- Oktober 2021: de ‘Vlaamse Woonzaak’ en 37 sociale organisaties slepen het Vlaams woonbeleid “voor de rechter”. Opmerkelijk. En niet enkel omwille van de timing.
Nu, eerlijkheidshalve: nieuw is de Woonzaak niet helemaal. Begin dit jaar werd de juridische strijd tegen het Vlaams woonbeleid al uitvoerig aangekondigd in verschillende media en besproken in het Vlaams Parlement.
Met hun zaak trekken ze naar het Europees Comité voor Sociale Rechten. De klacht zelf zal op 17 december ingediend worden door FEANTSA, de Europese federatie van nationale organisaties die met daklozen werken. Een uitspraak hoopt de Woonzaak net voor de Vlaamse verkiezingen van 2024 te verkrijgen.
Alleen al de keuze voor het Europees Comité voor Sociale Rechten is veelzeggend. Dit Comité ressorteert onder de Raad van Europa en kan geen bindende uitspraken doen. De analogie met de Klimaatzaak die effectief naar ‘de rechter’ stapt klopt dus niet helemaal.
Het Comité adviseert en ‘beoordeelt’ beleidsmaatregelen. Een juridisch afdwingbare beslissing komt er niet. Naar eigen zeggen hopen de initiatiefnemers met deze procedure enkel te bekomen dat de experts die in het Comité zetelen Vlaanderen zouden terecht wijzen. Dat zou er dan moeten toe leiden dat de Vlaamse Regering “in actie zou schieten”.
Ook dat is niet enkel merkwaardig maar vooral kort door de bocht. Want daarmee suggereert en communiceert men dat er vandaag niets gebeurt in Vlaanderen. Het is op zijn minst een eenzijdig lezing van de genomen beslissingen, de engagementen en de plannen van de Vlaamse Regering.
Het volstaat om de budgetten voor Wonen in een historisch perspectief te plaatsen om vast te stellen dat de realiteit toch enigszins anders is. Voor deze legislatuur heeft Vlaanderen een bedrag van maar liefst 4,5 miljard euro uitgetrokken voor sociale huisvesting. Terecht wees bevoegd minister Diependaele er vorige week in de commissie Wonen in het Vlaams Parlement nog fijntjes op dat geen enkele voorgaande regering of minister ooit zo’n groot bedrag ter beschikking heeft kunnen of willen stellen. Natuurlijk is het de ambitie om die beschikbare budgetten maximaal te benutten – de ambities om voor iedereen in te zetten op betaalbaar én leefbaar wonen zijn dus wel degelijk torenhoog.
Deze Vlaamse Regering legt daarmee de lat bijzonder hoog.
Alleen is dat niet zo eenvoudig. ‘Tussen droom en daad staan echter wetten in de weg en praktische bezwaren.’ Bouwen kan de Vlaamse Regering niet zelf en niet alleen. En het is niet de minister van Wonen die zelf die woningen zal metselen (hoe graag hij dat naar verluidt ook zou doen).
De Vlaamse Regering doet beroep op de sociale huisvestingsmaatschappijen die die taak met de nodige expertise en nog meer overtuiging ter harte nemen.
Maar ook deze huisvestingsmaatschappijen moeten aan de slag binnen niet altijd evidente omstandigheden. Er zijn nu eenmaal externe factoren waar de politiek, noch de sector vat op heeft: de bouwsector heeft het niet gemakkelijk, grondstofprijzen zijn volatiel, …
Allerhande procedures worden aangevochten en betwist - als lokale bestuurders kunnen we er over meespreken. in Aalst bijvoorbeeld werd recent nog een werf van 88 sociale woningen voor de zoveelste keer stilgelegd omdat buurtbewoners telkens in beroep gaan tegen eerder toegekende vergunningen. Dat er bij deze buurtbewoners ook een aantal vertegenwoordigers van ‘progressieve’ partijen zitten, toont dat het nimby-syndroom in alle maatschappelijke geledingen de kop opsteekt en dat extra woningbouw niet kan zonder dat lokale bestuurders en huisvestingsmaatschappijen (begrijpelijk) draagvlak creëren.
Om de capaciteit van de sector nog te versterken en uit te bouwen, is minister Diependaele gestart met een fundamentele reorganisatie van het sociaal woonlandschap waarbij sociale huisvestingsmaatschappijen en verhuurkantoren SHM’s en SVK’s tot woonmaatschappijen worden geïntegreerd – een verzuchting die al decennia bestaat. Het gaat zonder meer om de belangrijkste en meest ingrijpende operatie ooit.
Ondertussen kondigde de minister een reeks acties aan om projecten sneller te laten doorstromen en tal van innovatieve concepten worden gelanceerd om het investeringsritme aan te zwengelen. Denken we aan de groepsaanbestedingen voor nieuwbouw maar ook deel- en totaalrenovatie. Het wordt bijvoorbeeld ook mogelijk gemaakt om bestaande private gebouwen te renoveren tot sociale woningen en over te dragen aan de SHM’s enz.
De minister richtte begin september ook een taskforce op met de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH) om samen de specifieke problemen versneld aan te pakken.
Gemakshalve wordt vergeten dat Vlaanderen ook inzet op de private huurmarkt en zowat 100 miljoen euro uitgeeft aan huurpremies en -subsidies.
Vlaanderen verlaagt nu ook registratierechten om jonge starters makkelijker toegang te geven tot de woningmarkt, dat is genoegzaam gekend. Registratierechten die overigens sinds 2018 al maar liefst drie maal verlaagd zijn. Op amper drie jaar tijd van 10 naar 3 procent.
Voor de bijzondere sociale leningen, waardoor gezinnen en alleenstaanden, met of zonder kinderen, en met een beperkt inkomen een voordelig woonkrediet kunnen aanvragen om een eigen woning te kopen of te renoveren, werd tot 2024 nog eens bijkomend 3,9 miljard euro voorzien.
Dit soort maatregelen, gericht op de koopmarkt, moet ook de gezinnen die in het lagere segment van de huurmarkt zoeken steunen want het zal de druk verlichten op die huurmarkt.
En dan hebben we het nog niet eens gehad over zaken zoals bijvoorbeeld het renteloos renovatiekrediet of de extra 30 miljoen voor energetische renovaties van sociale huurwoningen in kader van het herstelplan Vlaamse Veerkracht.
Dé vraag is natuurlijk wat men hoopt te bereiken met deze actie. Denkt men werkelijk dat er op deze manier ook maar één bijkomende sociale woning zal worden gerealiseerd? Alsof het enkel een kwestie is van kwade wil of ideologische vooringenomenheid en er geen sprake is van moeilijke contextfactoren – die overtuiging zou alvast van weinig respect voor en empathie met de actoren op het terrein getuigen.
Wat ons in dit maar ook andere verhalen misschien nog het meeste zorgen baart, is dat bepaalde organisaties – veelal van linkse signatuur- steeds vaker naar internationale rechtsinstellingen stappen om hun grote gelijk af te dwingen. Dat gaat regelrecht in tegen het democratische idee van overleg en samenwerking.
Wie de werking van het Vlaamse Parlement ook maar een beetje kent en volgt, weet dat we elke donderdag over het Vlaams woonbeleid van gedachten wisselen met de verkozenen des volks van alle partijen en strekkingen. Laat ons het debat niet in de rechtbank voeren maar in het parlement, aan tafel, zoals we in een democratie doen. Laat ons dus in overleg gaan en samen zoeken waar het anders en sneller kan. Met de actievoerders van de Woonzaak in het Vlaams Parlement, waarom niet?