Vlaams Parlementslid en schepen in Aalst
Kruimelpad
Nieuwsflits uit de Kamer: openstellen van arbeidsmarkt voor asielzoekers
In een nieuw KB dat werd gepubliceerd op 2 februari stelt de regering de arbeidsmarkt open voor asielzoekers na 6 maand procedure. In concreto betekent dit dat er arbeidskaarten worden verstrekt aan asielzoekers die gelden voor de resterende tijd van de asielprocedure, en tijdens de procedure in beroep. Dit is een omzetting van de Europese richtlijn, die echter voorziet in strengere voorwaarden dan de Belgische wetgeving.
Volgens die Europese richtlijn mag elke lidstaat een zekere tijdspanne - gerekend van het moment waarop de aanvraag werd ingediend - vastleggen gedurende dewelke de asielzoeker geen toegang heeft tot de arbeidsmarkt. Als er na 1 jaar – nadat de aanvraag in eerste aanleg werd ingediend – nog geen beslissing is gevallen, en dit niets te maken heeft met de asielzoeker zelf, mag elke lidstaat de voorwaarden vastleggen waaraan de asielzoeker moet voldoen om te mogen werken.
Gezien onze wetgeving andermaal lakser blijkt te zijn, wilde ik graag van Staatssecretaris Wathelet weten waarom de tijdspanne bij ons slechts 6 maand bedraagt, en geen jaar. Hierop antwoordde hij dat de Belgische richtlijn bedoeld is om asielzoekers niet te lang in het systeem van bijstand te laten zitten gedurende hun procedure. Rekening houdende met het hoge aantal leefloners, ondermeer in steden als Oostende, is dit begrijpelijk, hoewel we niet mogen vergeten dat het probleem hiermee niet bij de wortel wordt aangepakt. Het zoeken naar werk wordt immers niet vereist van de asielzoeker zelf; deze heeft hoe dan ook verblijfsrecht tijdens zijn lopende procedure. Het openstellen van de arbeidsmarkt geeft dus nergens de garantie dat de asielzoeker effectief werk zoekt. Deze wordt niet geactiveerd, maar krijgt de mogelijkheid dit te doen.
Door de minimale tijdspanne bij ons korter te maken dan de Europese norm van één jaar bestaat het risico dat de asielzoeker werk vindt terwijl zijn procedure nog steeds hangende is. Een finaal negatieve antwoord op zijn aanvraag is echter niet uitgesloten, met als gevolg dat een werkgever een erg goede werkkracht na korte tijd terug ziet vertrekken.
Daarenboven geven we met deze maatregel de asielzoeker de verkeerde indruk dat hij - eens hij werk gevonden heeft - een verlengd verblijf kan krijgen, enkel op basis van deze job. Dit is echter niet het geval, aangezien economische regularisatie niet verleend wordt.
Volgens mij ligt de oplossing hier in de eerste plaats niet in deze “lakse” Belgische omzetting van de Europese norm, maar in het sneller behandelen van aanvragen waarvan op voorhand vaststaat dat er een negatief antwoord volgt. Hoewel Wathelet dit eveneens zijn doelstelling noemt – het sneller afhandelen van de asielprocedure voor bepaalde aanvragen en de beruchte ontradingscampagnes vormen het sluitstuk van zijn beleid – zullen enkel een duidelijke lijst van “veilige landen” en structurele maatregelen bij de bevoegde diensten soelaas brengen.