Vlaams Parlementslid en schepen in Aalst
Kruimelpad
60 jaar Vluchtelingenverdrag
Zestig jaar geleden, op 28 juli 1958, werd in Genève plechtig het ‘Internationaal verdrag over de Status van de Vluchtelingen’ ondertekend. De ‘Vluchtelingenconventie’ zou het antwoord worden op de vele vervolgingen die de eerste helft van de twintigste eeuw ontsierden. De Holocaust lag amper dertien jaar achter de rug, overlevenden begonnen nog maar aan de lange reis huiswaarts vanuit de Goelag-archipel, en het Rode Leger had net brutaal de vrijheidsstrijd van Hongarije in de kiem gesmoord. De landen die het verdrag ondertekenden, beloofden plechtig een vrijhaven te bieden aan al wie zijn land was ontvlucht uit vrees voor vervolging voor ras, nationaliteit, politieke overtuiging, religie of sociale klasse. Vandaag, 60 jaar later, dragen verdrag en bijhorende protocollen de handtekening van vertegenwoordigers van 147 landen.
Maar die namen onder het verdrag zijn geen garantie dat het betrokken land de daad bij het woord voegt. Een willekeurige blik op de lijst van ondertekende landen (China, Rusland, Kongo, Afghanistan, Soedan, Liberia…) leert dat de plechtige krabbel voor velen niet meer dan een nietszeggende formaliteit was. De naleving van de Conventie door haar ondertekenaars blijft één van de grootste pijnpunten in de wereldwijde bescherming van vluchtelingen.
Gelukkig neemt ons land zijn internationale verplichtingen wel ernstig op. België heeft een lange traditie in het verlenen van politiek asiel. Het was in Brussel dat Karel Marx zich in alle vrijheid kon wijden aan Das Kapital. Aan het strand van De Haan vond Albert Einstein in 1933 een toevlucht voor de racistische manie die zijn land langzaam maar zeker in de greep kreeg. Na de oorlog boden we onderdak aan Hongaarse anti-communisten, Kongolese dissidenten, Portugese dienstweigeraars, Chileense en Spaanse syndicalisten en aan vele andere lieden wier lijf en leden door hun overtuiging in gevaar waren.
Helaas denkt de burger vandaag niet langer aan deze nobele en beschermende opdracht als hij het woord ‘asiel’ hoort in het journaal. Onwillekeurig denkt hij aan dwangsommen, hotels, economische migranten uit vaak veilige landen… Het Belgische asielstelsel steunt en kreunt. De stijgende instroom van nieuwe asielzoekers, waarvan een groot deel andere motieven heeft dan deze wier bescherming zestig jaar geleden met dure eden werd beklonken, heeft het opvang- en asielsysteem doen dichtslibben. Door mismanagement en een lakse wetgeving is het Belgische asielsysteem van een beschermingsmechanisme verworden tot een populair migratiekanaal. Het is erg dat hierdoor het vertrouwen van de burger in het asielsysteem onder druk komt te staan. Nog erger zijn de gevolgen voor de echte vluchteling : in plaats van snelle zekerheid en opluchting krijgt hij een Kafkaiaanse administratieve mallemolen over zich heen waarin een beslissing tot een jaar op zich kan laten wachten.
Het is onze menselijke plicht een veilige haven te bieden aan wie zijn land ontvlucht uit schrik voor vervolging. Daarom ook moeten we het Belgische asielsysteem met doortastende hervormingen uit het slop halen. Laat ons het systeem hervormen zodat migranten uit veilige landen niet langer dit beschermingsmechanisme als kanaal voor economische migratie kunnen gebruiken. Als we de bescherming van de echte vluchteling willen garanderen, moeten we eerst het asielsysteem zelf beschermen tegen misbruik.